1. Is de huidige regeling voor woningsplitsing in het buitengebied in de afgelopen jaren geëvalueerd?
a. Wat waren de belangrijkste bevindingen van deze evaluatie?
b. Is het beleid naar aanleiding hiervan aangepast aan actuele woon-, zorg- en leefbaarheidsopgaven in het buitengebied?
2. Sluit het huidige beleid van de gemeente Horst aan de Maas nog aan bij deze tijd?
Klopt het dat omliggende gemeenten, zoals Venray, Peel en Maas en Beesel, ruimere regelingen hanteren waardoor inwoners daar sneller duidelijkheid en mogelijkheden krijgen?
3. Waarom worden bij vergelijkbare verzoeken tot woningsplitsing soms stedenbouwkundige argumenten gebruikt, en in andere gevallen milieuzonering of landelijke regelgeving?
Is het college van mening dat de huidige beleidsmotivering consistent, uitlegbaar en juridisch houdbaar is?
4. Waarom heeft in de betreffende casus geen locatiebezoek plaatsgevonden door een stedenbouwkundige, beleidsmedewerker of wethouder voorafgaand aan de beoordeling en besluitvorming?
Acht het college deze werkwijze in het algemeen zorgvuldig?
5. In hoeveel gevallen is in de afgelopen vijf jaar maatwerk toegepast bij verzoeken tot woningsplitsing in het buitengebied?
Welke criteria zijn daarbij gehanteerd, en maken deze criteria structureel deel uit van het beleid of zijn ze per geval bepaald?
6. Gegeven de huidige opgaven rond woningnood, zorg, leefbaarheid en het voorkomen van verpaupering: is het college het met ons eens dat ook het buitengebied een positieve bijdrage kan leveren aan het oplossen hiervan?
7. Is het college bereid om, gezien de urgente opgaven rond leefbaarheid, woningnood en leegstand, te komen tot een ruimere, helder omschreven en toekomstbestendige regeling voor woningsplitsing in het buitengebied—een regeling die kansen benut in plaats van blokkeert?
Zo ja, op welke termijn? Zo nee, waarom niet?
Wij zien uw schriftelijke beantwoording met belangstelling tegemoet