VVD stelt raadsvragen woningsplitsing in het buitengebied gemeente Horst aan de Maas.

Woningsplitsing wordt steeds vaker gezien als een realistische oplossing voor het groeiende woningtekort, ook in Horst aan de Maas. De casus van een familie uit Sevenum, besproken in tv-programma Radar op 24 november jl, toont echter aan dat het huidige beleid voor woningsplitsing in het buitengebied onduidelijk, traag en mogelijk niet meer passend is. Na jaren van onzekerheid zou de gemeente in deze casus hebben gesteld dat splitsing alleen is toegestaan bij ‘karakteristieke panden’, wat hier volgens hen niet geldt. Hoewel maatwerk mogelijk is, oordeelde de stedenbouwkundige dat de aanbouw niet de uitstraling van een hoofdwoning heeft. In de uitzending gaf de wethouder echter andere redenen, zoals spuitzones, geur- en geluidsbelasting en landelijke regels. Opvallend is dat er nooit een locatiebezoek is uitgevoerd. Dit roept bij onze fractie de volgende vragen op over de werking, actualiteit en consistentie van het gemeentelijke beleid voor woningsplitsing in het buitengebied, zeker gezien de uitdagingen op het gebied van wonen, zorg, vergrijzing en leegstand.


1. Is de huidige regeling voor woningsplitsing in het buitengebied in de afgelopen jaren geëvalueerd?

a. Wat waren de belangrijkste bevindingen van deze evaluatie?

b. Is het beleid naar aanleiding hiervan aangepast aan actuele woon-, zorg- en leefbaarheidsopgaven in het buitengebied?

2. Sluit het huidige beleid van de gemeente Horst aan de Maas nog aan bij deze tijd?

Klopt het dat omliggende gemeenten, zoals Venray, Peel en Maas en Beesel, ruimere regelingen hanteren waardoor inwoners daar sneller duidelijkheid en mogelijkheden krijgen?

3. Waarom worden bij vergelijkbare verzoeken tot woningsplitsing soms stedenbouwkundige argumenten gebruikt, en in andere gevallen milieuzonering of landelijke regelgeving?

Is het college van mening dat de huidige beleidsmotivering consistent, uitlegbaar en juridisch houdbaar is?

4. Waarom heeft in de betreffende casus geen locatiebezoek plaatsgevonden door een stedenbouwkundige, beleidsmedewerker of wethouder voorafgaand aan de beoordeling en besluitvorming?

Acht het college deze werkwijze in het algemeen zorgvuldig?

5. In hoeveel gevallen is in de afgelopen vijf jaar maatwerk toegepast bij verzoeken tot woningsplitsing in het buitengebied?

Welke criteria zijn daarbij gehanteerd, en maken deze criteria structureel deel uit van het beleid of zijn ze per geval bepaald?

6. Gegeven de huidige opgaven rond woningnood, zorg, leefbaarheid en het voorkomen van verpaupering: is het college het met ons eens dat ook het buitengebied een positieve bijdrage kan leveren aan het oplossen hiervan?

7. Is het college bereid om, gezien de urgente opgaven rond leefbaarheid, woningnood en leegstand, te komen tot een ruimere, helder omschreven en toekomstbestendige regeling voor woningsplitsing in het buitengebied—een regeling die kansen benut in plaats van blokkeert?

Zo ja, op welke termijn? Zo nee, waarom niet?


Wij zien uw schriftelijke beantwoording met belangstelling tegemoet